Boswandeling
Ik loop een eindje met je mee.
Leeftijd hebben wij aan onze laarzen gelapt,
we hebben hem achtergelaten in het bos.
Een tijdje lang leefden we binnen een
bedwelming van geuren, klanken, smaken:
natzware bladeren drongen door frisse naalden,
boven kabbelend water krijsten kraaien,
zoetzure bessen prikten uit het onderbos.
Nu klopt alleen maar je hart zachtjes in mijn oren.
Door jou ogen kijk ik anders tegen alles aan.
We zijn onderweg naar een huis
dat geen thuis is, voor geen van ons beide –
niet meer en nog niet.
Twee pijnboomparaplu's bieden over tien stappen
geen bescherming meer voor dit samenzijn.
Tijd regent grijs door alles heen.
- Carina van der Walt |